De tempels van Karnak - De Egyptische ruïnes bij Luxor
De tempels van Karnak bevinden zich in zuidelijk Egypte, in en rond de hedendaagse stad Luxor, waar een weelde aan Egyptische ruïnes te vinden is. Ook al vonden de meeste interacties tussen de Israëlieten en de Egyptenaren in het noorden van Egypte plaats, vinden we in dit gebied toch veel kunstwerken die in verband staan met de Oudtestamentische Bijbelse geschiedenis.
De tempels van Karnak - Een enorm complex van enorm belang
De tempels van Karnak zijn misschien wel de indrukwekkendste ruïnes uit de hele oude wereld. Oorspronkelijk werd op deze locatie tijdens de 12e Dynastie een kapel gebouwd voor de god Amon toen hij niets meer dan een plaatselijke godheid was. Later werd het tempelcomplex door meerdere farao's uitgebreid, vooral tijdens de 18e en 19e Dynastieën. De tempels zijn feitelijk een complex dat bestaat uit meerdere tempels voor verscheidene goden. Het complex is gebouwd rond twee assen die naar de vier windstreken wijzen. Farao's als Thoetmosis I, Hatsjepsoet, Thoetmosis III, Amenhotep III, Seti I, and Ramses II hebben hier allen gebouwd.
De tempels van Karnak - Een langdurig erfgoed
Het beroemdste onderdeel van de tempels van Karnak is wellicht de Hypostyle Zaal, waarvan de bouw werd begonnen in de 18e Dynastie, maar pas tijdens de 19e Dynastie werd voltooid. Deze hal bestaat uit 134 papyrusvormige kolommen, waarvan een groot aantal maar liefst 21 meter hoog en drie meter dik is, versierd met reliëfs en schilderkunst die vandaag de dag nog steeds te bewonderen zijn.
Koningin Hatsjepsoet, dochter van Thoetmosis I en vrouw van Thoetmosis II, greep de troon en behield deze 22 jaar lang. Zij was mogelijk de dochter van farao die Mozes uit de Nijl viste en hem toen adopteerde (Exodus 2:5-10). In Karnak bouwde zij de hoogste obelisken van Egypte (29,5 meter), waarvan er een tegenwoordig nog kan worden bezichtigd. Op de obelisk staat een cartouche van Hatsjepsoet.
Thoetmosis III (ca. 1504-1450 voor Christus) heerste volgens de Bijbelse chronologie vlak voor de Exodus en de omzwervingen van de Israëlieten in de woestijn. Sommigen denken dat hij een farao was die het Israëlische volk in slavernij onderdrukte, mogelijk zelfs de farao ten tijde van de Exodus. Hij liet een topografisch reliëf aanbrengen op enkele kolommen, met een vermelding van de steden die hij in de Levant had veroverd. Een groot aantal van deze steden worden ook in het Oude testament genoemd, en in de correcte volgorde, zoals in Numeri 33:45-50. Op een muur staan ook in een topografische lijst de plaatsnamen van 119 plaatsen in Kanaän, Transjordanië, Libanon en Syrië. De Egyptische route van de Araba naar de vlakten van Moab vermeldt vier locaties: Ijje, Dibon, Abel en de rivier de Jordaan. Numeri 33 noemt zes locaties waar zij hun kamp opsloegen: Ijje-Haäbarim, Dibon-Gad, Almon-Diblataïm, de berg Nebo, Abel-Hassittim en de rivier de Jordaan. Wanneer we de twee lijsten vergelijken, zien we de dat de route die de Israëlieten door Transjordanië namen precies overeenkomt met de Egyptische topografische lijst. Het reisverslag uit Numeri 33 is dus niet alleen nauwkeurig, maar ook in overeenstemming met andere data van rond 1450 voor Christus, iets meer dan 40 jaar voordat de Israëlieten deze route aflegden.
De tempels van Karnak - De weg door het land van de Filistijnen
De reliëfs van Seti I (ca. 1294-1274 voor Christus) op de muren van de tempels van Karnak beschrijven zijn veldtochten in Kanaän. Ze tonen "de weg door het land van de Filistijnen" die de Israëlieten tijdens hun Exodus uit de weg gingen (Exodus 13:17), omdat ze volgens God dan in oorlog zouden komen met de Filistijnen. Op dit reliëf in de tempels van Karnak zien we op een kaart van deze "Horusweg" elf forten en een waterweg die van het noorden naar het zuiden loopt, met riet aan beide oevers. Deze waterweg wordt "ta denit" genoemd ("de splitsende wateren"). Wanneer we deze kaart combineren met het Papyrus Anastasi I, dan zien we maar liefst 23 Egyptische forten langs deze route van Tjaru aan de grens van Egypte tot Rafa aan de grens van Kanaän, ten noordoosten van het Ballah-meer. Inscripties laten zien dat deze route gebruikt werd door farao's in de 18e en 19e Dynastie, met name Thoetmosis II, Seti I en Ramses II. De Israëlieten meden dus de kortere weg langs de kust, zoals God hen had geboden, omdat deze route zwaar bewaakt werd door Egyptische troepen. Recent archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat deze "weg door het land van de Filistijnen", ook wel de "Horusweg" genoemd, bewaakt werd door Egyptische grensforten.
De tempels van Karnak - Farao Merenpta (Mernepta)
Farao Merenpta (ca. 1213-1203 voor Christus) liet ook een reliëf vervaardigen in de tempels van Karnak. Men denkt dat deze overeenkomt met de Mernepta Stele. Op deze stele wordt Israël vermeldt. De stele werd gevonden in Merenpta's mortuarium/tempel nabij Thebe op de westoever van de Nijl en bevindt zich nu in het Egyptisch Museum te Caïro. Het reliëf is vooral belangrijk voor de Bijbelse geschiedenis omdat het wellicht de oudste artistieke voorstelling van de Israëlieten is. De vermeende Israëlieten op het reliëf zijn gekleed als Kanaänieten, wier cultuur zij steeds meer overnamen in de periode van de Rechters, de tijd waarin het reliëf werd vervaardigd. De mensen op het reliëf zijn dus niet gekleed als de Shasu nomaden (de Israëlieten tijdens de periode van de Exodus en de omzwervingen door de woestijn).
De tempels van Karnak - Farao Sisak (Sosenk, Sjosjenq)
Tenslotte is er de topografische lijst van farao Sisak I (ca. 943-922 voor Christus); een gedenkteken van zijn veroveringen in de koninkrijken van Israël en Juda, die genoemd worden in 1 Koningen 14:25 en 2 Kronieken 12:2-4. Op de muur van de Bubastispoort van de Tempel van Amon in Karnak staat een lange lijst plaatsnamen in relatie tot de militaire overwinningen. Een deel hiervan heeft betrekking op de veldtocht van Sjosjenq I (Sisak 1) in Kanaän en de Negev. Verondersteld wordt dat de genoemde plaatsen de steden zijn die tijdens deze veldtocht (of expeditie om beschermgeld te innen) van Sjosjenq I werden ingenomen. Volgens het Sisak Reliëf ging het hier om steden in zowel Israël als Juda. De veldtocht werd waarschijnlijk uitgevoerd tegen Jerobeam van Israël en Rehobeam van Juda, zoals aangegeven in 1 Koningen en 2 Kronieken, ook al kan geen van beide namen in de Egyptische inscripties worden aangetroffen. Dit is echter niet onverwacht, omdat er geen eigennamen in de lijst worden vermeld. Op dit moment in de geschiedenis van het verdeelde koninkrijk hielden de Joodse schrijvers zich niet erg bezig met het noordelijke koninkrijk en dus vinden we geen informatie over de aanvallen van Sjosjenq I in het noorden.
Copyright ©2002-2022 AllAboutArchaeology.org, Alle rechten voorbehouden