Alles Over Archeologie Piramide landschap - Alles Over Archeologie Banier

De aartsvaders


De aartsvaders - De Joden in Egypte
De aartsvaders (of patriarchen) van het Oude Testament, waaronder Abraham, Jakob en Jozef, waren nomaden. Gezien de tijd waarin zij leefden, legden zij enorme afstanden af. Een van de plaatsen die zij bezochten, en waar zij ook woonden, was het oude Egypte. Op hun tocht naar de vruchtbare Nijldelta in het noorden van Egypte trokken zij over het Sinaï schiereiland. In de dagen van deze aartsvaders, maar ook in latere tijden, liepen door de noordelijke Sinaï grote handelsroutes, "snelwegen" als het ware, die gebruikt werden door legers, handelaars en andere reizigers. Deze routes werden beschermd door Egyptische vestingen aan de grens. De handelsroute langs de kust werd door de Egyptenaren de "Weg van Horus" genoemd. De Romeinen noemden diezelfde route de "Weg van de Zee" en de Filistijnen noemden deze de "Weg van het Land" in het boek Exodus (Exodus 13:17).

In Genesis 12:10 trok de aartsvader Abraham met zijn gezin naar Egypte om aan een hongersnood te ontkomen. Later, in Genesis 42-46, lezen we hoe Jakob en zijn gezinsleden Egypte meerdere malen binnentrokken en weer verlieten om graan te kopen om een nieuwe hongersnood te overleven. Uiteindelijk vestigden zij zich in Gosen, ook wel het "land van Rameses" genoemd (Genesis 47:11), in de noordoostelijke Nijldelta.


De aartsvaders - De oude "snelwegen"
De aartsvaders reisden over de oude handelsroutes, min of meer de "snelwegen" van die tijd, die langs de Egyptische Middellandse Zeekust liepen. Er bestaat in Egypte nog een beroemde muurschildering met tekst van Beni Hassan waarop een dergelijk tafereel is afgeschilderd. Het stamt uit ongeveer 1870 voor Christus en toont 15 nomadische Semieten die Egypte binnentrekken, net als Abraham, Jakob en de Ismaëlitische handelaars die Jozef hadden meegenomen. Het boek Genesis vertelt ons trouwens dat Jozef voor twintig zilverstukken (sjekels) werd verkocht. De beroemde wettelijke Code van Hammurabi, eveneens ongeveer uit de 18e eeuw voor Christus, stelt inderdaad dat de waarde van een slaaf twintig sjekels is. Deze handelswaarde bleek door de jaren gestaag toe te nemen, van ongeveer tien sjekels ten tijde van Abraham tot ongeveer 120 sjekels zo'n duizend jaar na de tijd van Jozef.

Toen Abraham in Egypte aankwam, waren de grote piramides er al. Die waren enkele honderden jaren eerder al gebouwd. De farao regeerde vanuit een stad die Itjtawy werd genoemd. Deze stad bevond zich mogelijk bij El-Lisht, een koninklijke begraafplaats ten zuiden van Caïro uit de tijd van het Egyptische Middenrijk. Het is mogelijk dat Abraham hier de farao heeft ontmoet en de piramidecomplexen van Amenemhat I en Senoeseret I met eigen ogen heeft aanschouwd. Maar Abraham bleef hier niet lang. Hij keerde terug naar Kanaän waar hij zijn zoon Isaak grootbracht. Het is interessant dat er een oude Egyptische tekst bewaard is gebleven over een man met een leefstijl die vergelijkbaar is met die van Abraham. Deze tekst wordt "De vertelling van Sinoehe" genoemd en werd in de tijd van Abraham geschreven, rond 1900 voor Christus. Het verhaal gaat over een Egyptische man die naar de Levant reist en het hoofd word van een nomadenstam die in tenten woont, zich steeds blijft verplaatsen, veeteelt bedrijft, een kleine groep gewapende mannen leidt en een aantal verschillende avonturen beleeft.


De aartsvaders - Het verslag over Jozef in Egypte
Tegen de tijd dat de aartsvader Jozef in Egypte belandde, waren er al een aantal dingen veranderd. Mensen uit de Levant waren het noordelijke deel van Egypte, ook bekend als Opper-Egypte, binnengedrongen en waren ondertussen opgeklommen tot zekere machtsposities. Geleidelijk kwam het noorden van Egypte onder het gezag van deze buitenlanders te staan. Toen Jozef Egypte binnenkwam bevonden zich daar dus al veel mensen net als hijzelf. Sommigen van hen bekleedden al belangrijke overheidsposities. Jozef begon als een onbeduidende huisslaaf in een Egyptische stad en werd vervolgens aangesteld als manager over het huishuiden van Potifar (Genesis 39:>). Het zogenaamde "Brooklyn Papyrus" uit het Middenrijk van de 18e eeuw voor Christus, rond de tijd van Jozef, gebruikt dezelfde terminologie om het hoofd van een groep slaven aan te duiden: "“imy-r pr" in het Egyptisch, wat "over het huishouden" betekent. De naam van Jozefs eerste meester was Potifar en de naam van Jozefs vrouw was Asnat (Genesis 37:36, 41:45). Dit waren in de tijd van Jozef heel gebruikelijke namen in het Egyptische Middenrijk, maar later werden ze nauwelijks meer gebruikt (zie J.F. Free, Archaeology and Bible History, p. 72). Normaal gesproken kregen slaven met Aziatische of Semitische namen een nieuwe Egyptische naam. In Genesis 41:45 lezen we dat ook Jozef een nieuwe Egyptische naam kreeg. Jozefs naam werd Safenat-Paneach. Dat is een hele mondvol om uit te spreken, maar de betekenis ervan is nog moeilijker te ontcijferen. Historici weten niet zeker wat de naam betekent.

Helaas sloeg het noodlot toe: Jozef werd beschuldigd van aanranding van de flirtende vrouw van zijn meester. Hij werd opgesloten in de gevangenis die bestemd was voor de gevangenen van de koning (Genesis 39:20). Hij bleef daar twee jaar, waarna hij door de farao werd vrijgelaten (Genesis 41). Zijn opsluiting is interessant, omdat de straffen in Egypte in het algemeen minder zwaar waren dan elders in het Nabije Oosten en omdat Egypte het enige land was waar gevangenissen werden gebruikt om misdadigers te straffen (niet alleen in afwachting van een proces en een oordeel). In het oude Egypte werden putten, tempels, paleizen en forten aan de grens als gevangenis gebruikt. Op overspel stond in Egypte de doodstraf, wat erop lijkt te duiden dat Potifar de beschuldiging van zijn vrouw niet geloofde (A.S. Yahuda, The Accuracy of the Bible, p. 5; From the Regulations Laid upon the Vizier, Rekhmire, 18th dynasty, James Henry Breasted Ancient Records of Egypt, Deel Twee, § 683). Het "Brooklyn Papyrus" maakt ook gewag van gevangenen in Egypte en noemt de belangrijkste gevangenis de "Plaats van Opsluiting". Sommige archeologen denken dat deze zich in Thebe bevond, de oude hoofdstad van Egypte.

Nadat Jozef de droom van de farao weet uit te leggen, wordt hij gepromoveerd en ontvangt hij geschenken die symbolisch zijn voor gezaghebbende functies en die bijdragen aan het goed van Egypte erkennen. Genesis 41:41-42 vertelt ons dat Jozef over heel Egypte heerste. Farao nam de zegelring van zijn eigen hand en gaf hem aan Jozef. Hij kleedde hem in fijn linnen en hing hem een gouden keten om de hals."Heer over het ganse huis van Egypte" (in het Hebreeuws) was hetzelfde als de Egyptisch titel "Hoofdopziener van de koning". Egyptische documenten uit het Middenrijk geven aan dat deze hoofdopziener de leiding had over de agrarische activiteiten en de graanopslag. Een groot aantal van deze activiteiten vond plaats rond de stad Thebe. Er wordt algemeen aangenomen dat Jozefs uiteindelijke positie, "Heerser over gans Egypte" (Hebreeuws), hetzelfde is als de titel "vizier" (eerste minister). Egyptische documenten uit het Middenrijk, de tijd van Jozef, suggereren dat men in die tijd de titels "vizier" en "hoofdopziener" voor dezelfde post begon te gebruiken (Aling 2003:58-61). Een vizier die de zegelring van de farao ontving stond officieel bekend als de "Koninklijke Zegeldrager". De ring was een zichtbaar symbool van de macht van de koning (N. Sarna, Understanding Genesis, pg. 220).

De gouden halsketting was een unieke Egyptische onderscheiding die het "Goud der Heldhaftigheid" werd genoemd. Deze onderscheiding werd toegekend aan mensen die een belangrijke bijdrage hadden geleverd aan het goed van Egypte. Ahmose, de zoon van Ebana, was een Egyptische soldaat die had meegevochten in de strijd om de Hyksos uit Egypte te verdrijven. Voor zijn trouwe dienst ontving hij het "Goud der Heldhaftigheid" ("The Autobiography of Ahmose Son of Abana" in Ancient Egyptian Literature door M. Lichtheim, vol.2, p.12 en verder).

De archeologie heeft onthuld, middels de ontdekking van talrijke inscripties, dat een groot aantal van de heersers in de Nijldelta tijdens de 14e Dynastie Semitische namen hadden vanwege de grote instroom van mensen uit de Levant, vooral Semieten. Deze Semieten namen posities in van onbeduidende slaven tot machtige ministers, precies zoals wordt weergegeven in de Bijbelboeken Genesis en Exodus. Jozef was waarschijnlijk in deze periode een heerser of overheidsfunctionaris.

In laag "d/2" te Tel el-Daba werd een grote villa van 10 bij 12 meter ontdekt dat de vorm had van een Israëlitisch huis met vier kamers. Naast de villa bevond zich een kerkhof. In de grootste graftombe van het kerkhof (Tombe 1, waarschijnlijk van de eigenaar van de villa) bevond zich een gebroken beeld van een Aziatische man waarvan het gezicht was afgehouwen. Dit laatste was mogelijk gedaan nadat de Hyksos waren verdreven en de Egyptenaren de kunstwerken en monumenten van de Hyksos vernielden. Het was niet moeilijk om de Aziatische afkomst van het beeld te identificeren vanwege de haarstijl, de gebruikte gele kleurstof en de "werpstok" (een soort boemerang) op de schouder; de typische hiëroglyfische aanduiding van iemand uit de Levant. Het beeld was ongeveer 1.5 maal zo hoog als de gemiddelde man. Hiermee werd aangeduid dat het om een belangrijk mens ging. De tombe bevond zich onder de grond, onder een kleine piramide. Bij de ingang van het graf, juist vóór de begraafkamer zelf, was een kleine kapel gebouwd, wat typerend is voor de Egyptische bouwstijl uit deze tijd. Maar de sarcofaag bleek leeg te zijn, terwijl de lichamen in de andere graven van het kerkhof er nog steeds lagen. Het moet opgemerkt worden dat de dode lichamen tijdens een grafroof normaliter niet werden meegenomen. Enkele archeologen hebben daarom geopperd dat dit mogelijk de villa en het graf van Jozef waren. Het lichaam zou dan ontbreken omdat het door Mozes naar Kanaän werd meegenomen (Genesis 50:25-26). Maar het is ook mogelijk dat Jozef in het zuiden te Heliopolis woonde, omdat hij een dochter trouwde van een priester uit die streek (Genesis 41:45).


De aartsvaders - Jakob, Jozef en de slavernij van de Joden
Toen de aartsvaders Jakob en Jozef stierven, werden beide in Egypte gebalsemd (of gemummificeerd). Jozef werd in Egypte begraven (Genesis 50:2, 26). Egyptenaren werden normaal gesproken in graftombes begraven die varieerden van eenvoudige gaten in de grond tot extravagante piramides. Het woord dat in het boek Genesis gebruikt wordt voor balsemen is "chanat", wat verwant is aan het woord voor specerij. Dit woord wordt alleen gebruikt in Genesis 50 en Hooglied 2:13 (over de vijgenboom). In het Nabije Oosten was Egypte het enige land waar mummificatie werd toegepast. Specerijen, olie en parfum werden in dit proces gebruikt sinds de tijd van het Middenrijk, de tijd waarin de aartsvaders Abraham, Jakob en Jozef zich in Egypte bevonden.

Later, enige tijd na de dood van Jozef, kwam een nieuwe koning aan de macht die nooit van Jozef had gehoord. Het gevolg hiervan was een slavernij (of dwangarbeid) van de Joden (Exodus 1:7-11). De identiteit van deze farao is onbekend, maar hij was waarschijnlijk een koning van de Hyksos of (waarschijnlijker) Ahmose 1, de farao die de Hyksos verdreef. De Joden werden niet samen met de Hyksos verjaagd en hadden ook niet dezelfde militaire technologie ter beschikking als de Hyksos. Daarom zijn deze twee bevolkingsgroepen niet een en dezelfde. In plaats daarvan verlieten de Joden Egypte zonder slag of stoot nadat Egypte werd getroffen door de tien plagen, een gebeurtenis die meer dan honderd jaar na de uitzetting van de Hyksos plaatsvond.


Leer meer!

Met dank aan Titus en onze vrienden van Drive Thru History. Copyright 2010 - Alle rechten voorbehouden in het origineel.



WAT DENK JIJ?
Wij hebben allemaal gezondigd en verdienen allemaal Gods oordeel. God, de Vader, stuurde Zijn eniggeboren Zoon om dat oordeel op Zich te nemen voor iedereen die in Hem gelooft. Jezus, de Schepper en eeuwige Zoon van God, die Zelf een zondeloos leven leidde, hield zo veel van ons dat Hij voor onze zonden stierf om zo de straf op Zich te nemen die wij verdienen. Volgens de Bijbel werd Hij begraven en stond Hij op uit de dood. Als jij dit werkelijk gelooft, er in je hart op vertrouwt en alleen Jezus als je Redder aanvaardt door te zeggen: "Jezus is Heer", dan zul je van het oordeel gered worden en de eeuwigheid met God in de hemel doorbrengen.

Wat is uw reactie?

Ja, ik wil Jezus volgen

Ik ben al een volgeling van Jezus

Ik heb nog steeds vragen





Hoe kan ik God kennen?




Waarom zou God je in de hemel moeten toelaten?


Copyright ©2002-2022 AllAboutArchaeology.org, Alle rechten voorbehouden